1 Zenuwgas. Het zenuwstelsel dat inwerkt op ongedierte, zoals DDT, parathion, carbofuran, pyrethrin, enz.
2 Ademhalingsmiddelen. Een ademhalingsenzym dat ongedierte, zoals waterstofcyanide, remt.
3 Fysieke vergiften. Minerale olie kan bijvoorbeeld de plaagklep blokkeren, en het inerte poeder kan de opperhuid van de plaag vermalen en ervoor zorgen dat de plaag sterft.
4 Specifieke insecticiden. Het opwekken van een fysiologische abnormale reactie van ongedierte, zoals insectenwerende middelen die ongedierte weghouden van gewassen, het aantrekken van ongedierte met seksuele lokmiddelen of aas, zodat de smaak van het ongedierte wordt geremd en het antivoedermiddel dat zich niet langer voedt met honger wordt gedood. Een onvruchtbaarheidsmiddel dat inwerkt op de voortplantingsmachine van volwassenen om één man of vrouw onvruchtbaar te maken of beide geslachten, en een insectengroeiregulator die de groei, metamorfose en voortplanting van ongedierte beïnvloedt.